maandag 24 maart 2008

spotten is een kunst

Spotten bij het boulderen in de hal is relatief makkelijk en meestal nauwelijks nodig. Er ligt in de hal een superdikke valmat, die, niet onbelangrijk, over een groot oppervlak is uitgespreid. Als de klimmer valt, hoef je niet veel meer te doen dan een duwtje geven in de richting van rechtop blijven, of een duwtje uit de richting van de rand van de mat.

Bij het buiten boulderen is dat anders. Een crashpad is in de regel klein, want je wilt het goed mee kunnen nemen. Daardoor is het meestal kleiner dan alle mogelijke plekken waar je neer kunt komen... Als wat angstige klimmer wil ik dus graag een beetje leuk gespot worden, maar als niet zo ervaren spotter weet ik ook dat spotten moeilijker is dan het op het eerste gezicht lijkt.

spottenIk heb het spotten vooral geleerd door al die keren dat het eigenlijk niet helemaal goed ging. De regel 'duimen naast je vingers' kreeg voor mij pas echt betekenis toen er een keer een vallende klimmer pijnlijk tegen mijn inderdaad toch niet echt naast mijn vingers staande linkerduim aan viel. Ik leerde pas de meest handige actie kennen, doordat de klimmer een paar keer min of meer tegen mijn armen aan was gevallen en het enige dat ik in de korte tijd die mij restte nog kon doen, was de val breken en meebewegen in de valrichting. Dat is soms de goede richting, maar niet altijd, afhankelijk van de plek van het crashpad. Nu kan ik, dankzij die ervaring, al wat beter anticiperen op de kracht en richting die ik zal moeten gaan gebruiken, mocht er een voet wegglippen.

Vandaag vond ik op planetfear.com een heel duidelijk en overzichtelijk artikel over spotten. Er worden onder andere genoemd waar het spotten op gericht zou moeten zijn en dat lijkt me een grote hulp bij het ontdekken van de (on-)mogelijkheden van het spotten, naast gewoon ervaring opdoen met vallende (springende) boulderaars.