Ik schreef het al, mijn lichaamsspanning was een beetje weggezakt in de vakantie. Dat merkte ik vooral tijdens het boulderen. Ik heb flink zitten ploeteren in een aantal overhangende- en dakjesboulders, zonder veel succes.
Afgelopen woensdag deed een mede-boulderaarster een poging in één van die boulders. Ze kende de boulder niet en bleef bij de eerste poging steken op de plek die mij in de afgelopen keren bezig had gehouden. Ik wist inmiddels wel hóe ik mijn voeten wilde hebben en wát er moest gebeuren om de 'zwiep' te voorkomen, maar mijn spieren waren nog niet zo ver dat dat laatste ook lukte.
"Ik zet mijn rechtervoet daar en mijn linker..., nee, wacht even, eeh,.... Ik weet het niet meer precies, ik moet hem even doen, dan voel ik het wel weer." Ik stapte op de boulder af en zei verontschuldigend: "Hij lukt nog niet, hoor, ik kan niet voldoende lichaamsspanning opbouwen om mijn voeten te kunnen laten staan."
Mijn voeten wisten inderdaad meteen weer welk treetje ze moesten hebben, ik maakte de beweging en de greep leek wel vijf centimeter dichterbij gekomen te zijn sinds vorige week. Zonder ook maar het minste zwiepje bleef ik netjes hangen tussen de voettree en de greep. Huh?
Zo zie je maar weer, zonder veel succes is lang niet altijd hetzelfde als zonder resultaat :-)
PS: nu is de volgende beweging in die boulder de uitdaging...
vrijdag 28 augustus 2009
donderdag 27 augustus 2009
reel rock film tour 2009
Op 7 november komt de Reel Rock Film Tour weer in Monk. Vorig jaar hadden we daar een heel gezellige dag en ik hoopte dan ook op herhaling dit jaar. Jammer genoeg gaat dat op die datum niet lukken, want ik ben aan het klimmen in België dat weekend. Ook leuk natuurlijk, maar toch wel jammer. Hier vind je de trailer van de Reel Rock Film Tour.
Geplaatst in
boulderen,
evenementen,
film(pje)s
spotten is een kunst 2
Nog maar twee nachtjes slapen en dan gaan we weer Boulderen Aan Zee!
Boulderen staat voor klimmen tot een hoogte waar vandaan een val niet zulke grote gevolgen heeft, dus er wordt bij het boulderen zonder touwen geklommen. Nu zijn er natuurlijk legio gevallen bekend van mensen die een arm of een enkel braken toen ze van een keukentrapje afvielen, dus boulderaars zijn gewaarschuwd en gewaarschuwde mensen zorgen voor een gepolsterde mat op de grond onder hun vallinie.
De eerste twee jaren dat BAZ! werd georganiseerd, beschikte maar een klein gedeelte van de boulders over dikke turnmatten als valmat en daarom werd iedereen geadviseerd om ook eigen crashpads mee te nemen. Gelukkig is dat sinds vorig jaar niet meer nodig en worden er, ik neem aan uit diverse hallen, dikke valmatten aangevoerd om onze ledematen te beschermen.
Bij boulderen horen niet alleen matten, maar ook spotters. De spotter staat op de grond en zorgt dat hij klaarstaat om de klimmer bij een val snel in de juiste richting te begeleiden (dus óp het crashpad en niet ernaast). Bij de grote matten luistert dat niet zo precies (de mat is praktisch overal) en kun je als spotter niet zo heel veel verkeerd doen. Met een klein crashpad is het spotten meer nodig en ook lastiger.
Ruim een jaar geleden schreef ik al een blogje over spotten, onder de titel spotten is een kunst, met een link naar een artikel aan waarin verschillende spottechnieken worden uitgelegd. Twee weken geleden plaatste Rogier van Rijn twee filmpjes op zijn weblog, onder de titel zoek de verschillen.
Spotten ís een kunst, bekijk de filmpjes...
Boulderen staat voor klimmen tot een hoogte waar vandaan een val niet zulke grote gevolgen heeft, dus er wordt bij het boulderen zonder touwen geklommen. Nu zijn er natuurlijk legio gevallen bekend van mensen die een arm of een enkel braken toen ze van een keukentrapje afvielen, dus boulderaars zijn gewaarschuwd en gewaarschuwde mensen zorgen voor een gepolsterde mat op de grond onder hun vallinie.
De eerste twee jaren dat BAZ! werd georganiseerd, beschikte maar een klein gedeelte van de boulders over dikke turnmatten als valmat en daarom werd iedereen geadviseerd om ook eigen crashpads mee te nemen. Gelukkig is dat sinds vorig jaar niet meer nodig en worden er, ik neem aan uit diverse hallen, dikke valmatten aangevoerd om onze ledematen te beschermen.
Bij boulderen horen niet alleen matten, maar ook spotters. De spotter staat op de grond en zorgt dat hij klaarstaat om de klimmer bij een val snel in de juiste richting te begeleiden (dus óp het crashpad en niet ernaast). Bij de grote matten luistert dat niet zo precies (de mat is praktisch overal) en kun je als spotter niet zo heel veel verkeerd doen. Met een klein crashpad is het spotten meer nodig en ook lastiger.
Ruim een jaar geleden schreef ik al een blogje over spotten, onder de titel spotten is een kunst, met een link naar een artikel aan waarin verschillende spottechnieken worden uitgelegd. Twee weken geleden plaatste Rogier van Rijn twee filmpjes op zijn weblog, onder de titel zoek de verschillen.
Spotten ís een kunst, bekijk de filmpjes...
Geplaatst in
boulderen,
film(pje)s,
technieken
zondag 23 augustus 2009
laatste vakantieweek
Morgen is de schoolvakantie voorbij en ga ik weer beginnen, maar de afgelopen week heb ik nog lekker veel kunnen klimmen.
Vorig weekend was ik in Freyr. Freyr blijft voor mij niet de plek waar ik heen moet om grenzen te verleggen. Ik had dus geen ambities, maar heb gewoon lekker geklommen. In de herfst nog stond ik na een klimdag briesend van woede en frustratie op het terras van de Chamonix, omdat ik mezelf enorm was tegengekomen in een paar vieren en ik besloot ter plekke om nooit meer vieren te klimmen in Freyr. Dat geeft rust, kan ik je zeggen. Zaterdag heb ik dus heerlijk spekgladde drieën uitgekozen op het massief Merinos en zondag was voor de vijven. Uiteindelijk verkeken we ons op een tweetje dat we nog even snel zouden doen en waren we veel later dan afgesproken op het terras van de Chamonix weer terug. Het tweetje was weliswaar echt een tweetje, maar als dat tweetje slechts twee handen breed is en je naast je schoenzolen niets dan leegte onder je ziet, ga je toch wat langzamer dan je op papier zou kunnen :-)
Dinsdag heb ik een middagje doorgebracht op de buitenberg in Bergschenhoek. Lekker lage vijven geklommen en dus het omgaan met ingewikkelde mentale processen bij het klimmen van moeilijkere routes geheel achterwege kunnen laten. 's Avonds was ik naar de hal om nog wat te boulderen. Ik ben wat lichaamsspanning kwijtgeraakt in de Alpen, merkte ik en ik heb mijn best gedaan om daar wat aan te doen. Dat betekende dus veel overhangende boulders, veel vallen, niets uitgeklommen, wel hard gewerkt.
Vrijdagavond klom ik eindelijk weer eens wat routes in de hal. Voor de tweede keer de 6b+ ingestapt waar ik in klimhal al over schreef. De instap lukte nu in de derde poging wel en ook de rest van de passen van de eerste vijf meter gingen zonder al te veel problemen. Toen ik op nieuw terrein kwam, bleef ik dan toch op een technische beweging steken. Ik weet nog steeds niet helemaal zeker of hij kan zoals ik denk dat hij kan, omdat ik uiteindelijk te vermoeid was om nog een poging te doen. Project blijf dus project, maar ik merk alweer dat de lichaamsspanning terug begint te komen en ook de kracht in de vingers.
Frans herinnerde zich een voornemen en zei dat hij, om aan zijn 7a-aspiraties te voldoen, in ieder geval vanavond een 6c wilde klimmen. De klimtraining indachtig, waar we twee of drie nummers boven ons niveau moesten klimmen om te trainen wat nodig is in de routes van een stap boven je huidige niveau, zei ik tegen Frans dat hij dan geen 6c's moest klimmen, maar 7b's. Dus mocht ik de routes voor hem uitkiezen en ik stuurde hem via mijn 6b+-project een mooi uitziende 7a+ in. Ik moet zeggen, die ging opvallend soepel. Pas voor pas, dat wel, maar toch soepel. Volgens mij gaat dat Frans wel lukken voor het einde van het jaar, een 7a klimmen. En volgende keer moet ik toch een 7b voor hem zoeken :-)
Vorig weekend was ik in Freyr. Freyr blijft voor mij niet de plek waar ik heen moet om grenzen te verleggen. Ik had dus geen ambities, maar heb gewoon lekker geklommen. In de herfst nog stond ik na een klimdag briesend van woede en frustratie op het terras van de Chamonix, omdat ik mezelf enorm was tegengekomen in een paar vieren en ik besloot ter plekke om nooit meer vieren te klimmen in Freyr. Dat geeft rust, kan ik je zeggen. Zaterdag heb ik dus heerlijk spekgladde drieën uitgekozen op het massief Merinos en zondag was voor de vijven. Uiteindelijk verkeken we ons op een tweetje dat we nog even snel zouden doen en waren we veel later dan afgesproken op het terras van de Chamonix weer terug. Het tweetje was weliswaar echt een tweetje, maar als dat tweetje slechts twee handen breed is en je naast je schoenzolen niets dan leegte onder je ziet, ga je toch wat langzamer dan je op papier zou kunnen :-)
Dinsdag heb ik een middagje doorgebracht op de buitenberg in Bergschenhoek. Lekker lage vijven geklommen en dus het omgaan met ingewikkelde mentale processen bij het klimmen van moeilijkere routes geheel achterwege kunnen laten. 's Avonds was ik naar de hal om nog wat te boulderen. Ik ben wat lichaamsspanning kwijtgeraakt in de Alpen, merkte ik en ik heb mijn best gedaan om daar wat aan te doen. Dat betekende dus veel overhangende boulders, veel vallen, niets uitgeklommen, wel hard gewerkt.
Vrijdagavond klom ik eindelijk weer eens wat routes in de hal. Voor de tweede keer de 6b+ ingestapt waar ik in klimhal al over schreef. De instap lukte nu in de derde poging wel en ook de rest van de passen van de eerste vijf meter gingen zonder al te veel problemen. Toen ik op nieuw terrein kwam, bleef ik dan toch op een technische beweging steken. Ik weet nog steeds niet helemaal zeker of hij kan zoals ik denk dat hij kan, omdat ik uiteindelijk te vermoeid was om nog een poging te doen. Project blijf dus project, maar ik merk alweer dat de lichaamsspanning terug begint te komen en ook de kracht in de vingers.
Frans herinnerde zich een voornemen en zei dat hij, om aan zijn 7a-aspiraties te voldoen, in ieder geval vanavond een 6c wilde klimmen. De klimtraining indachtig, waar we twee of drie nummers boven ons niveau moesten klimmen om te trainen wat nodig is in de routes van een stap boven je huidige niveau, zei ik tegen Frans dat hij dan geen 6c's moest klimmen, maar 7b's. Dus mocht ik de routes voor hem uitkiezen en ik stuurde hem via mijn 6b+-project een mooi uitziende 7a+ in. Ik moet zeggen, die ging opvallend soepel. Pas voor pas, dat wel, maar toch soepel. Volgens mij gaat dat Frans wel lukken voor het einde van het jaar, een 7a klimmen. En volgende keer moet ik toch een 7b voor hem zoeken :-)
Geplaatst in
klimmen
donderdag 13 augustus 2009
alpien klimmen
29 juni, 19.30 "Hoeveel touwlengtes had je in gedachten?" Bas heeft plannen gemaakt voor de aankomende zomer in de Alpen. Al een paar weken geleden heb ik aangekondigd graag een dagje mee te klimmen. Ik heb nog helemaal geen ervaring in de Alpen, maar zou zo dolgraag een lange route meeklimmen. Onze vakanties overlappen precies een paar dagen; een paar dagen voordat ik weer terug moet naar Nederland, arriveren Bas en consorten. Een prachtige kans, leek me zo.
En nu zit ik aan de keukentafel bij Bas en geef antwoord op zijn vraag. "Hoeveel lengtes? Nou ja, iets tussen de acht en de twaalf. Ik heb nog niet eerder meer dan tien touwlengtes geklommen, dus dat lijkt me wel realistisch." "OK. Ik heb een mooie route uitgezocht, 16 lengtes, moeilijkste lengte 6a." Slik. Ik dacht ook aan 5b max, eigenlijk. En bij het lezen van de beschrijving blijkt dat je om bij de route te komen over een sneeuwveldje moet, dat niet vlak is. "Eeh Bas, ik heb géén C1 gedaan he? Ik heb nog nooit stijgijzers omgehad, ik heb geen ervaring met remmen in de sneeuw en weet niet hoe ik een pickel moet vasthouden..."
28 juli, 13.30 We hebben afgesproken op het middenstation van de kabelbaan naar de Aiguille du Midi. M. en ik komen van boven, uit de gletscherwereld waar we vanochtend naar toe zijn opgestegen met mechanische middelen. De geleende stijgijzers bungelen in hun zakje aan mijn kleine klimrugzakje, naast mijn helm en schoentjes. Ik heb het rugzakje op mijn buik, want op mijn rug draag ik de kampeerbenodigdheden en mijn eten voor drie dagen. Bas, Saskia, Remy en Vincent arriveren van beneden, met nog dikkere rugzakken en een enorme haulbag.
Al snel hebben we bij het meertje op de Plan d'Aiguille een plekje gevonden voor de tenten, we zwaaien M. uit die weer naar het dal gaat en dan pakken we regenpakken, stijgijzers en pickel in, om de aanloop te gaan verkennen en om mij een mini-stoomcursus sneeuwveldjes overschrijden te geven.
Een uur of twee later glijd ik voor de zoveelste keer op mijn kont door de sneeuw en plotseling springt Bas in mijn rug om me nog wat extra vaart mee te geven in mijn 'val'. En ik schrik niet eens. Alsof ik het al jaren doe, draai ik me snel om, graaf mijn knieën in de sneeuw en duw me uit op mijn pickel. Ik geniet. Zo in de zachte middagsneeuw is dit gewoon spelen. "Je bent geslaagd. Nu gaan we nog even lopen met stijgijzers onder."
29 juli, 5.15 Ik druk mijn alarm uit. Ok, dus dit is een 'alpine start'. De klimrugzak is gisteravond helemaal ingepakt en ligt klaar; het is al een beetje licht aan het worden. Voel ik zenuwen? Ik heb lekker geslapen, maar mijn darmen voelen wiebelig en laten me weten dat ik nu wel heel snel een plekje moet gaan zoeken. Dan thee zetten, een paar hartkeks met Nutella en we gaan op weg.
Ik voel lichtjes de spanning van niet precies weten wat er komen gaat en ben heel blij dat ik 'op sleeptouw' mee ben en dus de zenuwen van zelf routezoeken en voorklimmen op mobiele zekeringen niet voel. Onderaan het sneeuwveld hannes ik een hele tijd met de riempjes van de zeer ouderwetse stijgijzers. In mijn herinnering zie ik mezelf zitten aan de rand van de Loosdrechtse Plassen om mijn Friese doorlopers voor de zoveelste keer vaster om mijn schoen te snoeren en ik ben blij dat het nu tien graden boven nul is en niet vijf graden onder.
Als ik dan eindelijk kan vertrekken naar het begin van de route, zitten Saskia en Vincent nog op een steen iets verder van mij af. Even later zie ik Sas alleen achter me aan komen. Vincent heeft besloten om om te draaien. Zijn ontbijt verdween tijdens de aanloop al tussen de rotsblokken en hij voelt zich niet fit genoeg om de route te beginnen. Remy klaagt ook over misselijkheid en eerlijk gezegd begin ik nu ook de zenuwen te voelen in mijn buik. Of is het toch het bergwater dat mijn darmen sneller wil passeren dan goed is voor de stoelgang?
8.30 Het is later dan gepland als Bas aan de route begint. Het is niet helemaal duidelijk hoe de route loopt ("ja, zo gaat dat in de Alpen"), en Bas klimt langzamer dan ik van hem zou verwachten in een viertje. Op de standplaats aangekomen, blijkt dan ook dat het viertje iets verder naar links ligt. Leuk, zo'n opwarmer; ik kan meteen goed wennen aan het klimmen op het stekelige graniet, want erg veel treden en grepen zijn er niet. Wel een pracht van een hoekversnijding/plaat-combinatie, maar die had ik toch liever wat later op de dag voor het eerst gehad. Bij de vierde pas die ik maak, duw ik uit op een stuk rots dat loskomt. Ik val niet, maar het blok van een kubieke decimeter wel en stuitert tegen de schouder van de zekeraar van een andere touwgroep vlak onder ons. Na de eerste pijn en schrik blijkt het gelukkig mee te vallen, maar heel erg veel zelfvertrouwen krijg ik er niet van. Even later snijd ik mijn vinger open aan het messcherpe graniet en mijn alpine initiatie lijkt compleet. Vandaag is overigens ook het alpine debuut van de eerder door mij bekogelde zekeraar. Onder ons klimt Remy naar het juiste relais en Bas vindt een manier om weer in de route te komen.
Na de tweede lengte volgt een korte traverse, waardering 2. Die mag ik doen. Ik vind geen standplaatshaken, maar wat erna komt ziet er niet doenbaar uit voor iemand zonder al te veel ervaring met zelf leggen van zekeringen en ik bouw een standplaats met wat friends en laat Bas komen. Het voelt fijn om in de route te zijn, maar ik baal na de vierde lengte een beetje dat ik het gevoel van spanning niet kwijt lijk te raken. Dat ben ik niet gewend, meestal is dat uiterlijk in de derde lengte verdwenen. Bas stelt voor om even een reepje naar binnen te werken, maar daar moet ik nu eigenlijk helemaal niet aan denken. Toch maar eentje uitgepakt en een piepklein knabbeltje genomen, drie havermoutjes en een rozijn. Het valt al meteen niet goed. Ik heb geen zin om het veel te zoete minihapje door te slikken, maar doe het toch. Als Bas wil gaan klimmen, overvalt me een duizelig gevoel en het gevoel te moeten overgeven. Ik stop mijn hoofd tussen mijn knieën en het trekt gelukkig weg, maar ik ben nu wel vastbesloten om me even discreet terug te trekken met een wc-rol in de hand. Gelukkig bevinden we ons op een blokkenterrein-achtige standplaats en ik vind een mooi plekje om mijn beenlussen los te gooien. Het is het beste besluit van de dag geweest, want ik ben zenuwen, misselijkheid en spanning in één keer kwijt. Ik begin nu plezier in het klimmen te krijgen. Het is wel echt werken, je krijgt in deze route de vijfjes niet kado en ik trek hier en daar aan een friend of een setje om een beetje tempo er in te houden. Ik wen aan het graniet en aan de vele wrijvingspassen die in deze hoekversnijdingachtige route nodig zijn.
12.30 Het is duidelijk dat we niet zo snel vorderen en dat het waarschijnlijk niet gaat lukken om de route uit te kunnen klimmen. Maar het weer is prachtig, we kunnen op bijna elke plek makkelijk over de route abseilen (de terugtocht is sowieso abseilend) en we klimmen dus lekker door totdat het genoeg is geweest. Op de zevende of achtste standplaats staat Remy naast mij en zekert Saskia na. Ik zeker Bas omhoog door een schoorsteen en aan de geluiden te horen wordt het daar lastig. Remy voelt zich al de hele route niet lekker; ook hij raakt de spanning niet kwijt. Ik vind dat heel logisch klinken, nauwelijks geacclimatiseerd moet híj tenslotte een deel van die pittige vijfjes voorklimmen, ik zou er niet aan moeten denken. De kreten die we van Bas horen, maken het er niet beter op. Even later wurm ik me door de lengte, met dank aan enkele friends en dan sta ik boven op een pracht van een brede en lange richel, in het zonnetje, met een klein rotstuintje aan mijn voeten. Ondertussen horen we vanaf de standplaats onder ons roepen dat Remy het wel mooi geweest vindt. We gooien het touw waaraan ik omhoog ben gekomen nog eens naar beneden en laten Saskia en Remy naar onze prachtige richel nakomen.
We weten niet helemaal zeker of we nog goed zitten, Remy voelt zich niet fit, het is sowieso te laat om de top te halen, en toch geniet ik van het puntje van mijn tenen tot in de haarwortels en ben dik tevreden met wat we voor elkaar hebben gekregen. De zon schijnt, het is windstil, het uitzicht gaat tot in de Écrins, de klimschoentjes zijn uit en we lunchen op wat ik nu de mooiste richel van de Alpen vind. Maar het antwoord op de vraag van Saskia hoe het bevalt, dat alpine klimmen, moet ik echter toch nog even schuldig blijven. Ik heb het grootste gedeelte van de tijd mijn hoofd niet uit kunnen zetten tijdens het klimmen en dat is niet fijn. Bij het sportklimmen heeft het me tot afgelopen voorjaar gekost om daar een beetje mee te leren omgaan en ik weet niet of ik zin heb om dat hele proces nog eens aan te gaan. Maar ik moet toegeven: hier zo te zitten, leunend tegen de rots, midden in de bergwereld en er zelf zijn gekomen; het is wel heerlijk.
© bovenste foto: Christophe Heydel, creative commons nc-nd
En nu zit ik aan de keukentafel bij Bas en geef antwoord op zijn vraag. "Hoeveel lengtes? Nou ja, iets tussen de acht en de twaalf. Ik heb nog niet eerder meer dan tien touwlengtes geklommen, dus dat lijkt me wel realistisch." "OK. Ik heb een mooie route uitgezocht, 16 lengtes, moeilijkste lengte 6a." Slik. Ik dacht ook aan 5b max, eigenlijk. En bij het lezen van de beschrijving blijkt dat je om bij de route te komen over een sneeuwveldje moet, dat niet vlak is. "Eeh Bas, ik heb géén C1 gedaan he? Ik heb nog nooit stijgijzers omgehad, ik heb geen ervaring met remmen in de sneeuw en weet niet hoe ik een pickel moet vasthouden..."
28 juli, 13.30 We hebben afgesproken op het middenstation van de kabelbaan naar de Aiguille du Midi. M. en ik komen van boven, uit de gletscherwereld waar we vanochtend naar toe zijn opgestegen met mechanische middelen. De geleende stijgijzers bungelen in hun zakje aan mijn kleine klimrugzakje, naast mijn helm en schoentjes. Ik heb het rugzakje op mijn buik, want op mijn rug draag ik de kampeerbenodigdheden en mijn eten voor drie dagen. Bas, Saskia, Remy en Vincent arriveren van beneden, met nog dikkere rugzakken en een enorme haulbag.
Al snel hebben we bij het meertje op de Plan d'Aiguille een plekje gevonden voor de tenten, we zwaaien M. uit die weer naar het dal gaat en dan pakken we regenpakken, stijgijzers en pickel in, om de aanloop te gaan verkennen en om mij een mini-stoomcursus sneeuwveldjes overschrijden te geven.
Een uur of twee later glijd ik voor de zoveelste keer op mijn kont door de sneeuw en plotseling springt Bas in mijn rug om me nog wat extra vaart mee te geven in mijn 'val'. En ik schrik niet eens. Alsof ik het al jaren doe, draai ik me snel om, graaf mijn knieën in de sneeuw en duw me uit op mijn pickel. Ik geniet. Zo in de zachte middagsneeuw is dit gewoon spelen. "Je bent geslaagd. Nu gaan we nog even lopen met stijgijzers onder."
29 juli, 5.15 Ik druk mijn alarm uit. Ok, dus dit is een 'alpine start'. De klimrugzak is gisteravond helemaal ingepakt en ligt klaar; het is al een beetje licht aan het worden. Voel ik zenuwen? Ik heb lekker geslapen, maar mijn darmen voelen wiebelig en laten me weten dat ik nu wel heel snel een plekje moet gaan zoeken. Dan thee zetten, een paar hartkeks met Nutella en we gaan op weg.
Ik voel lichtjes de spanning van niet precies weten wat er komen gaat en ben heel blij dat ik 'op sleeptouw' mee ben en dus de zenuwen van zelf routezoeken en voorklimmen op mobiele zekeringen niet voel. Onderaan het sneeuwveld hannes ik een hele tijd met de riempjes van de zeer ouderwetse stijgijzers. In mijn herinnering zie ik mezelf zitten aan de rand van de Loosdrechtse Plassen om mijn Friese doorlopers voor de zoveelste keer vaster om mijn schoen te snoeren en ik ben blij dat het nu tien graden boven nul is en niet vijf graden onder.
Als ik dan eindelijk kan vertrekken naar het begin van de route, zitten Saskia en Vincent nog op een steen iets verder van mij af. Even later zie ik Sas alleen achter me aan komen. Vincent heeft besloten om om te draaien. Zijn ontbijt verdween tijdens de aanloop al tussen de rotsblokken en hij voelt zich niet fit genoeg om de route te beginnen. Remy klaagt ook over misselijkheid en eerlijk gezegd begin ik nu ook de zenuwen te voelen in mijn buik. Of is het toch het bergwater dat mijn darmen sneller wil passeren dan goed is voor de stoelgang?
8.30 Het is later dan gepland als Bas aan de route begint. Het is niet helemaal duidelijk hoe de route loopt ("ja, zo gaat dat in de Alpen"), en Bas klimt langzamer dan ik van hem zou verwachten in een viertje. Op de standplaats aangekomen, blijkt dan ook dat het viertje iets verder naar links ligt. Leuk, zo'n opwarmer; ik kan meteen goed wennen aan het klimmen op het stekelige graniet, want erg veel treden en grepen zijn er niet. Wel een pracht van een hoekversnijding/plaat-combinatie, maar die had ik toch liever wat later op de dag voor het eerst gehad. Bij de vierde pas die ik maak, duw ik uit op een stuk rots dat loskomt. Ik val niet, maar het blok van een kubieke decimeter wel en stuitert tegen de schouder van de zekeraar van een andere touwgroep vlak onder ons. Na de eerste pijn en schrik blijkt het gelukkig mee te vallen, maar heel erg veel zelfvertrouwen krijg ik er niet van. Even later snijd ik mijn vinger open aan het messcherpe graniet en mijn alpine initiatie lijkt compleet. Vandaag is overigens ook het alpine debuut van de eerder door mij bekogelde zekeraar. Onder ons klimt Remy naar het juiste relais en Bas vindt een manier om weer in de route te komen.
Na de tweede lengte volgt een korte traverse, waardering 2. Die mag ik doen. Ik vind geen standplaatshaken, maar wat erna komt ziet er niet doenbaar uit voor iemand zonder al te veel ervaring met zelf leggen van zekeringen en ik bouw een standplaats met wat friends en laat Bas komen. Het voelt fijn om in de route te zijn, maar ik baal na de vierde lengte een beetje dat ik het gevoel van spanning niet kwijt lijk te raken. Dat ben ik niet gewend, meestal is dat uiterlijk in de derde lengte verdwenen. Bas stelt voor om even een reepje naar binnen te werken, maar daar moet ik nu eigenlijk helemaal niet aan denken. Toch maar eentje uitgepakt en een piepklein knabbeltje genomen, drie havermoutjes en een rozijn. Het valt al meteen niet goed. Ik heb geen zin om het veel te zoete minihapje door te slikken, maar doe het toch. Als Bas wil gaan klimmen, overvalt me een duizelig gevoel en het gevoel te moeten overgeven. Ik stop mijn hoofd tussen mijn knieën en het trekt gelukkig weg, maar ik ben nu wel vastbesloten om me even discreet terug te trekken met een wc-rol in de hand. Gelukkig bevinden we ons op een blokkenterrein-achtige standplaats en ik vind een mooi plekje om mijn beenlussen los te gooien. Het is het beste besluit van de dag geweest, want ik ben zenuwen, misselijkheid en spanning in één keer kwijt. Ik begin nu plezier in het klimmen te krijgen. Het is wel echt werken, je krijgt in deze route de vijfjes niet kado en ik trek hier en daar aan een friend of een setje om een beetje tempo er in te houden. Ik wen aan het graniet en aan de vele wrijvingspassen die in deze hoekversnijdingachtige route nodig zijn.
12.30 Het is duidelijk dat we niet zo snel vorderen en dat het waarschijnlijk niet gaat lukken om de route uit te kunnen klimmen. Maar het weer is prachtig, we kunnen op bijna elke plek makkelijk over de route abseilen (de terugtocht is sowieso abseilend) en we klimmen dus lekker door totdat het genoeg is geweest. Op de zevende of achtste standplaats staat Remy naast mij en zekert Saskia na. Ik zeker Bas omhoog door een schoorsteen en aan de geluiden te horen wordt het daar lastig. Remy voelt zich al de hele route niet lekker; ook hij raakt de spanning niet kwijt. Ik vind dat heel logisch klinken, nauwelijks geacclimatiseerd moet híj tenslotte een deel van die pittige vijfjes voorklimmen, ik zou er niet aan moeten denken. De kreten die we van Bas horen, maken het er niet beter op. Even later wurm ik me door de lengte, met dank aan enkele friends en dan sta ik boven op een pracht van een brede en lange richel, in het zonnetje, met een klein rotstuintje aan mijn voeten. Ondertussen horen we vanaf de standplaats onder ons roepen dat Remy het wel mooi geweest vindt. We gooien het touw waaraan ik omhoog ben gekomen nog eens naar beneden en laten Saskia en Remy naar onze prachtige richel nakomen.
We weten niet helemaal zeker of we nog goed zitten, Remy voelt zich niet fit, het is sowieso te laat om de top te halen, en toch geniet ik van het puntje van mijn tenen tot in de haarwortels en ben dik tevreden met wat we voor elkaar hebben gekregen. De zon schijnt, het is windstil, het uitzicht gaat tot in de Écrins, de klimschoentjes zijn uit en we lunchen op wat ik nu de mooiste richel van de Alpen vind. Maar het antwoord op de vraag van Saskia hoe het bevalt, dat alpine klimmen, moet ik echter toch nog even schuldig blijven. Ik heb het grootste gedeelte van de tijd mijn hoofd niet uit kunnen zetten tijdens het klimmen en dat is niet fijn. Bij het sportklimmen heeft het me tot afgelopen voorjaar gekost om daar een beetje mee te leren omgaan en ik weet niet of ik zin heb om dat hele proces nog eens aan te gaan. Maar ik moet toegeven: hier zo te zitten, leunend tegen de rots, midden in de bergwereld en er zelf zijn gekomen; het is wel heerlijk.
© bovenste foto: Christophe Heydel, creative commons nc-nd
dinsdag 11 augustus 2009
hoe ga ik wél hardlopen?
Ik heb een beetje een haat-liefde-verhouding met hardlopen en bovendien is de relatie een langdurige knipperlichtrelatie. Ergens op mijn zestiende ben ik met lopen begonnen. Ik had niemand in mijn omgeving die hardliep, dus ik moest het op zelfdiscipline doen. En eerlijk gezegd ben ik wat onderbedeeld wat betreft talent voor zelfdiscipline. Gelukkig ben ik overbedeeld met talent voor enthousiasme, dus zolang het lopen leuk was (lees: niet te warm, niet te koud en niet te nat buiten) ging het goed. Dat duurde over het algemeen niet langer dan een week of drie, vier, maar er was altijd wel weer ergens, een hele tijd later, iemand of iets dat het enthousiasme weer aanwakkerde voor een paar weken. Het knipperlicht stond dus vaker uit dan aan.
Sinds drie jaar loop ik echter 'regelmatig' hard. Maar een knipperlicht blijft het. Ik vind het heerlijk wanneer ik eenmaal bezig ben, ik vind het nog fijner wanneer ik merk dat ik beter (langer, of sneller) ga lopen doordat ik al een paar weken volhoud, maar op de een of ander manier stopt het altijd ergens weer, meestal na maximaal drie weken.
Al twee jaar heb ik me in december voorgenomen om in het voorjaar mee te doen met de plaatselijke 10 km-trimloop, maar al twee jaar moest ik ergens in februari toegeven dat het met mijn voorbereiding niet helemaal liep zoals het zou moeten en werd het toch de 5 km, want dat kan ik net uitlopen als ik niets, of maar een paar weken wat heb gedaan.
Het heeft alles te maken met de drempel. Letterlijk. Want zodra ik de drempel van mijn huis over ben, heb ik zin en voel ik me fijn dat ik weer loop. Maar de negen meter tussen hardloopkleren en drempel, die zijn eindeloos.
Sinds oktober 2007 houd ik een hardlooplogboek bij en dat was een heel goede ingeving. Langzamerhand krijg ik inzicht in de mechanismen die mij 'drijven', of beter gezegd, niet drijven. En langzamerhand gaat het beter met mijn knipperlicht. Die 10 kilometer is er ook dit jaar dus niet van gekomen, maar ik ben wel koppig in februari wéér begonnen met twee keer in de week lopen. Het knipperlicht is ook in deze reeks nog niet langer dan drie weken aan geweest en heeft zelfs in april en mei toch weer ruim acht weken uitgestaan (de rest van de tijd maximaal twee weken), maar ik heb toch het gevoel dat ik het al een halfjaar aan het volhouden ben. In mijn hoofd ben ik nu vastbesloten om die tien kilometer in maart eindelijk te gaan doen, maar ik ken mezelf goed genoeg om te weten dat mijn hoofd wel van alles kan besluiten, maar dat het iets anders is dat de gang er in moet houden.
Hoe kom ik over de drempel? Mijn zoektocht naar 'externe zelfdiscipline' leverde tot nu toe het volgende op:
1) ik houd een logboek bij.
Dit schreef ik hierboven al en was voor mij echt de eerste stap naar regelmaat. In het logboek noteer ik de datum en hoe lang, hoe veel en hoe snel ik liep en daarnaast eventueel bijzonderheden: weersomstandigheden, redenen waarom ik afgelopen tijd niet liep, ziek/zwak/misselijk, ging het makkelijk of moeilijk, etc. Heel fijn om op die manier patronen te ontdekken en ook te zien hoe ik ze soms spontaan doorbreek. Vooral dat laatste is leuk, enerzijds stimuleert het mij (hee, ik kán dus wél langer dan drie weken volhouden) en anderzijds probeer ik uit te vinden welke omstandigheden blijkbaar stimulerend werken en of ik die ook zelf kan creëren. Wat ik ook heel stimulerend vind, is dat je met een logboek heel goed kunt zien of je progressie boekt of niet en progressie boeken helpt mij erg goed om door te zetten.
2) ik heb mezelf een lange termijndoel gesteld (tien kilometer lopen).
Dit lange-termijndoel had ik dus al een tijdje en het was in mijn geval niet het instantmiddel tot regelmaat. Dat komt misschien ook doordat deze twee maatregelen eigenlijk de makkelijkste zijn, want dit is allebei hardlopen-in-je-hoofd. Ik kom er nog niet mee over de drempel :-) De volgende maatregelen hebben allemaal te maken met zorgen voor externe stimulansen, want zoals gezegd, van een schop onder mijn eigen kont moet ik het niet hebben.
3) Ik heb een schema van het internet gehaald.
Dit bleek een gouden tip in mijn geval. Het schema heet 'tien kilometer uitlopen'. Doordat ik dit schema heb, heb ik het lange-termijndoel in korte tussendoelen verdeeld, waarbij progressie heel makkelijk te merken is en zoals gezegd, progressie stimuleert mij enorm. Ik merk ook dat het schema me in de pas houdt wanneer ik een tijdje niets gedaan heb. Wanneer ik een tijdje niet gelopen heb, wordt de drempel weer hoger ( de "Ach, het is niet zulk lekker weer vandaag/ik ben een beetje moe/mijn spieren kunnen wel wat rust gebruiken van de heftige klimavond gisteren, ik ga morgen wel lopen"-drempel). Maar doordat ik 'in' het schema zit, houdt ik die drempel lager. Ik kan dan niet echt verder met het schema, maar doordat ik gewoon de laatste week herhaal, of een weekje terugstap, heb ik niet het gevoel dat ik weer helemaal opnieuw moet beginnen.
4) wanneer ik me heb voorgenomen die (mid)dag te gaan lopen, trek ik mijn hardloopkleren alvast aan.
Dit doe ik meteen als ik thuiskom, of in het weekend meteen 's morgens, in plaats van de gewone kleding. Het is ideaal: ik hoef de drempel nog niet echt over, maar ik laat wel aan mezelf weten dat het me menens is.
5) ik stel de (eventueel globale) tijd vast.
Dit doe ik tegelijkertijd met het aantrekken van de hardloopkleren. Ik hoef nog steeds niet de drempel over, maar ik heb wel weer een externe factor ingesteld die mij een duwtje gaat geven.
Nu wordt het spannend, want hoe zorg ik dat ik ook echt weg ga wanneer het tijd is geworden? Wanneer ik gewoon thuis ben en blijf, is dat het lastigste, want er is altijd ook nog wel iets anders dat ik kan gaan doen. Dit werkt voor mij heel goed: een half uur voor de vastgestelde tijd drink ik drie koppen thee (of iets anders). Dit levert hydratatie op én ik bouw weer een externe stimulus in, want: ik moet onherroepelijk naar de wc na een half uur en als ik naar de wc ben geweest, ga ik meteen weg. En hee, dat was de tijd die ik vastgesteld had! De hardloopkleren heb ik al aan, dus ik kan echt meteen gaan.
Soms lukt de thee-truuk niet, omdat ik het hardlopen die dag precies tussen twee activiteiten in kan plannen en de thee daar niet meer tussen past. De twee activiteiten zijn dan vanzelf de externe stimulus (nu of nooit) en ik loop dan meteen als ik thuis kom, zodat ik daarna weer weg kan.
Het is zomer, hardlopen is makkelijk (hoewel ik het ook al snel te warm vind om te lopen...), maar zouden deze maatregelen me ook door november, december en januari heen helpen? Ik ben benieuwd!
Sinds drie jaar loop ik echter 'regelmatig' hard. Maar een knipperlicht blijft het. Ik vind het heerlijk wanneer ik eenmaal bezig ben, ik vind het nog fijner wanneer ik merk dat ik beter (langer, of sneller) ga lopen doordat ik al een paar weken volhoud, maar op de een of ander manier stopt het altijd ergens weer, meestal na maximaal drie weken.
Al twee jaar heb ik me in december voorgenomen om in het voorjaar mee te doen met de plaatselijke 10 km-trimloop, maar al twee jaar moest ik ergens in februari toegeven dat het met mijn voorbereiding niet helemaal liep zoals het zou moeten en werd het toch de 5 km, want dat kan ik net uitlopen als ik niets, of maar een paar weken wat heb gedaan.
Het heeft alles te maken met de drempel. Letterlijk. Want zodra ik de drempel van mijn huis over ben, heb ik zin en voel ik me fijn dat ik weer loop. Maar de negen meter tussen hardloopkleren en drempel, die zijn eindeloos.
Sinds oktober 2007 houd ik een hardlooplogboek bij en dat was een heel goede ingeving. Langzamerhand krijg ik inzicht in de mechanismen die mij 'drijven', of beter gezegd, niet drijven. En langzamerhand gaat het beter met mijn knipperlicht. Die 10 kilometer is er ook dit jaar dus niet van gekomen, maar ik ben wel koppig in februari wéér begonnen met twee keer in de week lopen. Het knipperlicht is ook in deze reeks nog niet langer dan drie weken aan geweest en heeft zelfs in april en mei toch weer ruim acht weken uitgestaan (de rest van de tijd maximaal twee weken), maar ik heb toch het gevoel dat ik het al een halfjaar aan het volhouden ben. In mijn hoofd ben ik nu vastbesloten om die tien kilometer in maart eindelijk te gaan doen, maar ik ken mezelf goed genoeg om te weten dat mijn hoofd wel van alles kan besluiten, maar dat het iets anders is dat de gang er in moet houden.
Hoe kom ik over de drempel? Mijn zoektocht naar 'externe zelfdiscipline' leverde tot nu toe het volgende op:
1) ik houd een logboek bij.
Dit schreef ik hierboven al en was voor mij echt de eerste stap naar regelmaat. In het logboek noteer ik de datum en hoe lang, hoe veel en hoe snel ik liep en daarnaast eventueel bijzonderheden: weersomstandigheden, redenen waarom ik afgelopen tijd niet liep, ziek/zwak/misselijk, ging het makkelijk of moeilijk, etc. Heel fijn om op die manier patronen te ontdekken en ook te zien hoe ik ze soms spontaan doorbreek. Vooral dat laatste is leuk, enerzijds stimuleert het mij (hee, ik kán dus wél langer dan drie weken volhouden) en anderzijds probeer ik uit te vinden welke omstandigheden blijkbaar stimulerend werken en of ik die ook zelf kan creëren. Wat ik ook heel stimulerend vind, is dat je met een logboek heel goed kunt zien of je progressie boekt of niet en progressie boeken helpt mij erg goed om door te zetten.
2) ik heb mezelf een lange termijndoel gesteld (tien kilometer lopen).
Dit lange-termijndoel had ik dus al een tijdje en het was in mijn geval niet het instantmiddel tot regelmaat. Dat komt misschien ook doordat deze twee maatregelen eigenlijk de makkelijkste zijn, want dit is allebei hardlopen-in-je-hoofd. Ik kom er nog niet mee over de drempel :-) De volgende maatregelen hebben allemaal te maken met zorgen voor externe stimulansen, want zoals gezegd, van een schop onder mijn eigen kont moet ik het niet hebben.
3) Ik heb een schema van het internet gehaald.
Dit bleek een gouden tip in mijn geval. Het schema heet 'tien kilometer uitlopen'. Doordat ik dit schema heb, heb ik het lange-termijndoel in korte tussendoelen verdeeld, waarbij progressie heel makkelijk te merken is en zoals gezegd, progressie stimuleert mij enorm. Ik merk ook dat het schema me in de pas houdt wanneer ik een tijdje niets gedaan heb. Wanneer ik een tijdje niet gelopen heb, wordt de drempel weer hoger ( de "Ach, het is niet zulk lekker weer vandaag/ik ben een beetje moe/mijn spieren kunnen wel wat rust gebruiken van de heftige klimavond gisteren, ik ga morgen wel lopen"-drempel). Maar doordat ik 'in' het schema zit, houdt ik die drempel lager. Ik kan dan niet echt verder met het schema, maar doordat ik gewoon de laatste week herhaal, of een weekje terugstap, heb ik niet het gevoel dat ik weer helemaal opnieuw moet beginnen.
4) wanneer ik me heb voorgenomen die (mid)dag te gaan lopen, trek ik mijn hardloopkleren alvast aan.
Dit doe ik meteen als ik thuiskom, of in het weekend meteen 's morgens, in plaats van de gewone kleding. Het is ideaal: ik hoef de drempel nog niet echt over, maar ik laat wel aan mezelf weten dat het me menens is.
5) ik stel de (eventueel globale) tijd vast.
Dit doe ik tegelijkertijd met het aantrekken van de hardloopkleren. Ik hoef nog steeds niet de drempel over, maar ik heb wel weer een externe factor ingesteld die mij een duwtje gaat geven.
Nu wordt het spannend, want hoe zorg ik dat ik ook echt weg ga wanneer het tijd is geworden? Wanneer ik gewoon thuis ben en blijf, is dat het lastigste, want er is altijd ook nog wel iets anders dat ik kan gaan doen. Dit werkt voor mij heel goed: een half uur voor de vastgestelde tijd drink ik drie koppen thee (of iets anders). Dit levert hydratatie op én ik bouw weer een externe stimulus in, want: ik moet onherroepelijk naar de wc na een half uur en als ik naar de wc ben geweest, ga ik meteen weg. En hee, dat was de tijd die ik vastgesteld had! De hardloopkleren heb ik al aan, dus ik kan echt meteen gaan.
Soms lukt de thee-truuk niet, omdat ik het hardlopen die dag precies tussen twee activiteiten in kan plannen en de thee daar niet meer tussen past. De twee activiteiten zijn dan vanzelf de externe stimulus (nu of nooit) en ik loop dan meteen als ik thuis kom, zodat ik daarna weer weg kan.
Het is zomer, hardlopen is makkelijk (hoewel ik het ook al snel te warm vind om te lopen...), maar zouden deze maatregelen me ook door november, december en januari heen helpen? Ik ben benieuwd!
Geplaatst in
hardlopen,
zijpaadjes
maandag 10 augustus 2009
6a voorklimmen
We schrijven ruim drie maanden geleden, 1 mei 2009. Het is een warme dag in het klimgebied Ubrieux en vanwege de Franse nationale feestdag ook nog eens enorm druk. Mijn doel voor de klimweek hier, tenminste twee zessen voorklimmen, had ik al in de eerste vier dagen gehaald, zie hier en hier. In de tussenliggende dagen heb ik ook nog eens twee 5c's voorgeklommen en het klimmen voelt goed. Deze laatste dag heb ik mijn zinnen gezet op het klimmen van een 6a zonder blok en de route die ik heb uitgekozen is een plaatroute in een hoekversnijding.
Ik ben ingeklommen en ik wil het ontzettend graag proberen, maar toch sta ik te twijfelen en voel ik zenuwen opkomen. Op mijn eigen niveau voorklimmen, ik vind het maar eng. Ik weet dat ik niet iedere 6a zomaar kan klimmen en stel je nu voor dat ik in deze route een moeilijke pas tegenkom en dat ik die niet kan en dat ik moet loslaten? En dat ik dan verkeerd terecht kom en een nare blessure oploop? Stel je voor?
Het oorspronkelijke plan was om eerst nog de route ernaast te doen, om het inklimmen helemaal af te maken, maar R. en W. waren niet echt enthousiast over die route, om het zacht uit te drukken, en het laatste waar ik zin in heb als voorbereiding op de zes, is een 5b waarin ik in de problemen kom. Dus nu sta ik onderaan de zes. Twijfel, twijfel, maar eigenlijk weet ik het wel. Er is maar één manier om deze route te doen en dat is 'm gewoon doen.
"Als je nu in de route stapt, klim je nog in de schaduw." Ik kijk nog eens omhoog en zie links van mijn route de langzaam opschuivende rand die de scheiding is tussen het brandende zonlicht en de schaduw. P. geeft mij met deze opmerking het laatste duwtje in de goede richting en een prettig soort opgewonden spanning maakt zich van me meester terwijl ik me inbind. Geen bloks, doorklimmen tot het niet meer gaat, tot, eeh, tot ik er uit val... Of tot ik boven ben, natuurlijk.
Het eerste stuk gaat makkelijk, maar net na het inklippen van de tweede haak komt de eerste 6a-pas. Echt plaatwerk, een hoge pas op een klein, kom-achtig ribbeltje en voor de handen een of ander richeltje waar net twee vingers tegenaan kunnen leunen. Ik durf niet. Ik zie dat het wel zal gaan voor de voet, maar ik durf mijn gewicht er niet op over te zetten en uit te duwen. Vijf keer proberen, toch die hand ergens anders, nog twee keer proberen, misschien over rechts dan? Nee, dat werkt helemaal niet. Hup die voet in dat fijne kommetje, maar ik dúrf niet! P. heeft het touw al twee keer zo strak getrokken dat ik nauwelijks meer van een on-sight kan spreken, hoewel ik zonder touwsteun ook prima sta op de plaat.
Wat is dat toch met die tweede, derde haak? In werkelijk iedere moeilijke route deze week zat het moeilijke punt op vier meter boven de grond. Dat was waar de bloks gevraagd werden, dat was waar ik de zenuwen niet meer de baas bleef en dat was níet waar de moeilijkste passen zaten.
Ik moet plotseling denken aan gisteren, toen ik met A. klom en we het over plaatklimmen hadden. A. is een heel goede plaatklimmer en ik hoor het hem weer zeggen: "Wat heel vaak goed kan op plaatroutes, is afduwen met je handen, waardoor het ineens veel makkelijker wordt." Afduwen! Mijn linkerhand zoekt en vindt het meest prachtige afduwplekje, op precies de goede plek naast mijn linkervoet, die op dat mooie ribbeltje staat. Voor het evenwicht gaan de vingers van de rechterhand op het slechte richeltje boven me en met een soepele beweging sta ik zomaar 40 centimeter hoger! En nu begin ik er plezier in te krijgen. Ik klik de derde haak in, de vierde. De route gaat nu de hoekversnijding in, pfft, even rust van dat griezelige plaatklimmen. Een paar mooie passen, beetje kracht, beetje techniek, en ik vind rust bovenop een blokje, net rechts van de route. Het hoort natuurlijk niet helemaal, maar ik vind dat het mag. Even uitpuffen. Even moed verzamelen voor de plaat, die nu weer gaat komen.
Het laatste stuk van de route is het lastigste. Veel lastiger dan die pas waar ik beneden zo lang over deed. Maar het is alsof de knop nu om is, alsof het me ineens niet meer kan schelen of mijn voet blijft staan of niet. En natuurlijk blijft de voet staan, met zoveel zelfvertrouwen kan dat ook bijna niet anders. Ik klik de tophaak in, trots, blij, opgelucht. Niet helemaal clean, maar een meer dan goede poging. Ik ben echt over de 6a-drempel heen! Althans, in Frankrijk... Voor een 6a in Freyr moet ik nog wel even een paar keer achter mijn oren krabben, denk ik.
Ik ben ingeklommen en ik wil het ontzettend graag proberen, maar toch sta ik te twijfelen en voel ik zenuwen opkomen. Op mijn eigen niveau voorklimmen, ik vind het maar eng. Ik weet dat ik niet iedere 6a zomaar kan klimmen en stel je nu voor dat ik in deze route een moeilijke pas tegenkom en dat ik die niet kan en dat ik moet loslaten? En dat ik dan verkeerd terecht kom en een nare blessure oploop? Stel je voor?
Het oorspronkelijke plan was om eerst nog de route ernaast te doen, om het inklimmen helemaal af te maken, maar R. en W. waren niet echt enthousiast over die route, om het zacht uit te drukken, en het laatste waar ik zin in heb als voorbereiding op de zes, is een 5b waarin ik in de problemen kom. Dus nu sta ik onderaan de zes. Twijfel, twijfel, maar eigenlijk weet ik het wel. Er is maar één manier om deze route te doen en dat is 'm gewoon doen.
"Als je nu in de route stapt, klim je nog in de schaduw." Ik kijk nog eens omhoog en zie links van mijn route de langzaam opschuivende rand die de scheiding is tussen het brandende zonlicht en de schaduw. P. geeft mij met deze opmerking het laatste duwtje in de goede richting en een prettig soort opgewonden spanning maakt zich van me meester terwijl ik me inbind. Geen bloks, doorklimmen tot het niet meer gaat, tot, eeh, tot ik er uit val... Of tot ik boven ben, natuurlijk.
Het eerste stuk gaat makkelijk, maar net na het inklippen van de tweede haak komt de eerste 6a-pas. Echt plaatwerk, een hoge pas op een klein, kom-achtig ribbeltje en voor de handen een of ander richeltje waar net twee vingers tegenaan kunnen leunen. Ik durf niet. Ik zie dat het wel zal gaan voor de voet, maar ik durf mijn gewicht er niet op over te zetten en uit te duwen. Vijf keer proberen, toch die hand ergens anders, nog twee keer proberen, misschien over rechts dan? Nee, dat werkt helemaal niet. Hup die voet in dat fijne kommetje, maar ik dúrf niet! P. heeft het touw al twee keer zo strak getrokken dat ik nauwelijks meer van een on-sight kan spreken, hoewel ik zonder touwsteun ook prima sta op de plaat.
Wat is dat toch met die tweede, derde haak? In werkelijk iedere moeilijke route deze week zat het moeilijke punt op vier meter boven de grond. Dat was waar de bloks gevraagd werden, dat was waar ik de zenuwen niet meer de baas bleef en dat was níet waar de moeilijkste passen zaten.
Ik moet plotseling denken aan gisteren, toen ik met A. klom en we het over plaatklimmen hadden. A. is een heel goede plaatklimmer en ik hoor het hem weer zeggen: "Wat heel vaak goed kan op plaatroutes, is afduwen met je handen, waardoor het ineens veel makkelijker wordt." Afduwen! Mijn linkerhand zoekt en vindt het meest prachtige afduwplekje, op precies de goede plek naast mijn linkervoet, die op dat mooie ribbeltje staat. Voor het evenwicht gaan de vingers van de rechterhand op het slechte richeltje boven me en met een soepele beweging sta ik zomaar 40 centimeter hoger! En nu begin ik er plezier in te krijgen. Ik klik de derde haak in, de vierde. De route gaat nu de hoekversnijding in, pfft, even rust van dat griezelige plaatklimmen. Een paar mooie passen, beetje kracht, beetje techniek, en ik vind rust bovenop een blokje, net rechts van de route. Het hoort natuurlijk niet helemaal, maar ik vind dat het mag. Even uitpuffen. Even moed verzamelen voor de plaat, die nu weer gaat komen.
Het laatste stuk van de route is het lastigste. Veel lastiger dan die pas waar ik beneden zo lang over deed. Maar het is alsof de knop nu om is, alsof het me ineens niet meer kan schelen of mijn voet blijft staan of niet. En natuurlijk blijft de voet staan, met zoveel zelfvertrouwen kan dat ook bijna niet anders. Ik klik de tophaak in, trots, blij, opgelucht. Niet helemaal clean, maar een meer dan goede poging. Ik ben echt over de 6a-drempel heen! Althans, in Frankrijk... Voor een 6a in Freyr moet ik nog wel even een paar keer achter mijn oren krabben, denk ik.
Abonneren op:
Posts (Atom)